Over de troostende waarde van kerkliederen. Over liederen van Maarten Luther (1483-1546) en koraalcantates van Johann Sebastian Bach (1685-1750). En over het feit dat er wat te herdenken valt. In 2024 is het 500 jaar geleden dat de eerste protestantse liedbundel verscheen, het Achtliederbuch met liederen van Luther en collegas. Bovendien is het dan 300 jaar geleden dat Bach zijn jaargang koraalcantates schreef om oude liederen beter uit te leggen. Hoogste tijd om het troostrijke erfgoed opnieuw te verkennen en ook voor onze tijd toegankelijk te maken.
Oude liederen in een andere tijd
“Wanneer een gelovig mens echt troost nodig heeft, schiet hem of haar eerder een regel uit een vertrouwd kerklied te binnen dan een Bijbeltekst.”Dat was in 1724 de opvatting van predikant en hymnoloog Johann Martin Schamel (ook wel Schamelius) uit Naumburg in Duitsland.[1] Laten we even terug gaan naar die tijd, aan het begin van de 18e eeuw. Het was een periode waarin er in Duitsland talloze nieuwe liederen werden geschreven en gepubliceerd in steeds weer nieuwe liedboeken per stad. Met soms wel 2000 liederen per bundel. De discussie over de kwaliteit en betekenis van kerkliederen woedde in volle hevigheid. Nieuwe liederen smeekten God om bijstand bij allerlei soorten nauwkeurig omschreven groot en klein leed, zoals ‘wie ’s nachts niet slapen kan’. De mystieke taal, vol verlangen naar de eenwording met Christus na de dood, kleurde de expressie van de barok. De oude liederen van Martin Luther en zijn tijdgenoten stonden rond 1700 ter discussie wegens verouderde taal of te moeilijke poëzie of vanwege een theologie die niet goed meer begrepen werd. Theologen van verschillende stromingen, zoals orthodoxe lutheranen, piëtisten, rooms-katholieken en calvinisten, namen elkaars liederen de maat en voerden daarover felle discussies in de nog maar net ontstane wetenschappelijke tijdschriften. En in die tijd ontstond zo het nieuwe vakgebied van de hymnologie.
Niet wegdoen, maar beter uitleggen
Schamelius hoorde bij de lutherse orthodoxie en spande zich samen met anderen in om het oude liedrepertoire uit de eerste periode van de Reformatie te behouden. De originele liedbundels uit de tijd van Luther werden opgespoord en opnieuw uitgegeven door deze hymnologen van het eerste uur.[2] “Als mensen de taal niet meer helemaal begrijpen, moet je deze troostrijke liederen niet wegdoen, maar juist beter uitleggen”, zo was hun opvatting. En als er verwarring bestaat over de juiste tekst en de betekenis van een lied, dan dient dat beter uitgezocht te worden. Laten we bovendien aantoonbaar maken dat alle regels in een goed lied een Bijbelse grondslag hebben. Zo kwam het vakgebied van de hymnologie verder tot ontwikkeling, maar het was in deze periode nog wel sterker gericht op behoud van ideologie en identiteit dan op het streven naar objectief bronnenonderzoek.
Luther als zielzorger
Wie zich dieper in deze inhoudelijke discussies over liederen verdiept, zoals ik voor mijn promotieonderzoek naar het thema ‘troost’ heb kunnen doen, komt tot verrassende inzichten.[3] Zo hechtten de orthodox-lutherse hymnologen sterk aan het behoud van de troostende leer van Luther – hij was immers ook de bedenker van het woord Seelsorge, zielzorg – en dus koesterden zij de liederen waarin de bekende sola’s het richtsnoer vormden.[4] Vooral de troost dat het zielenheil al bereikt kon worden door het geloof alleen bood veel gelovigen een perspectief dat angst voor de dood kon wegnemen. De liederen leerden hen bovendien, dat het helpt om vertrouwen te hebben op God om het uit te kunnen houden met alles wat tegenzit in het leven. Het waren deze twee vraagstukken waar alle behoefte aan troost onder is te vangen: angst voor het lot van de ziel na de dood en lijden aan verdriet tijdens het leven.
Bach hielp om liederen te begrijpen
Oude liederen verdienen het om behouden te blijven, als vertrouwde woorden en zinnen, als bakens in donkere tijden waarin we troost nodig hebben. Als de oude woorden niet meer goed begrepen worden, zo stelden de hymnologen in de 18e eeuw, licht ze dan toe. Daarbij zijn alle middelen geoorloofd, niet alleen een gezangboek-commentaar met uitleg, maar ook muziek die de betekenis illustreert. Zo blijken Bachs koraalcantates een sterke educatieve functie te hebben gehad in Leipzig om het toen al 200 jaar oude liedrepertoire te verduidelijken en de troostende waarde te onderstrepen. De herdenking van deze Jubilierende Lieder-Freude uit 1524/1525 werd luister bijgezet met een complete jaargang koraalcantates in 1724/1725 waarin veel liederen van Luther en zijn collega’s opnieuw onder de aandacht werden gebracht. De duiding en toelichtingen van de orthodox-lutherse hymnologen vinden we zelfs woordelijk terug in met name de aria’s en recitatieven van Bachs koraalcantates.
Luthers lofzang van Simeon vernieuwd
Mijn nieuwsgierigheid naar de omgang met het kerklied in de tijd van Bach kwam voort uit mijn ervaringen met de ontwikkeling van onze website Kerkliedwiki. Voor het feestelijke vijfjarige bestaan van deze informatiebron over alle kerkliederen, op 3 februari 2018, nodigden we Sytze de Vries uit om een nieuwe vertaling te maken van Luthers lied over de lofzang van Simeon, Mit Fried und Freud ich fahr dahin. Sytze maakte ervan Zo God wil ga ik vredig heen. Natuurlijk kun je discussiëren of Simeon in zijn Bijbelse lofzang wel echt verwijst naar zijn dood, maar Luther laat daar al geen misverstand over bestaan. Passend in zijn stervenskunst was de dood immers niet meer dan een slaap geworden en begraafplaatsen moesten daarom als vredige rustplaatsen aangename troost bieden, liefst met inspirerende teksten op de grafstenen, waar hij ook concrete voorstellen voor deed.[5]
Met Sytzes vertaling van ‘Tod’ en ‘Schlaf’ als de werkwoorden ‘sterven’ en ‘slapen’ zal Luther dus zeker hebben ingestemd. Het lied was na 1524 al heel snel bijzonder geliefd. Het kwam voor in Luthers bundel Begräbnislieder uit 1542 en in Bachs werken komen we het lied maar liefst 9 keer tegen.[6] Dus ook voor wie het lied zelf niet willen laten zingen bij een uitvaart loont het de moeite dit troostend erfgoed te koesteren als een culturele bron. Zoals je vaak Bijbelkennis nodig hebt om oude schilderijen te kunnen doorgronden. En dat het lied veel breder toegepast kan worden blijkt als we dagelijks de getijden vieren: de lofzang van Simeon hoort immers thuis in de laatste viering voor de nacht, de completen.
Vertalen en hertalen van erfgoed
Studiedag over troost in liederen
Het thema ‘Troost’ en verschillende onderwerpen uit dit artikel komen aan bod tijdens een gevarieerde studiedag VIERkamp op 19 juli 2023 in Kampen. Wil je zingen, musiceren, bestuderen en vieren onder leiding van musici en theologen, meld je dan aan voor deze inspiratiedag VIERkamp.
Voetnoten:
[1] Johann Martin Schamel, Evangelischer Lieder-Commentarius (Leipzig 1724), Vorrede, 9.
[2] Johann Christoph Olearius spoorde als eerste de oudste bundels op en publiceerde heruitgaven: Jubilierende Lieder-Freude, darinnen die allerersten drey Lutherischen Gesangbücher enthalten nebst einer Vorrede von den ältesten Lutherischen Gesangbüchern (Arnstadt 1717).
[3] Lydia Vroegindeweij, Troost bij Luther en Bach; theologie, kerklied, cantate (Leusden 2020).
[4] Luthers sola’s: sola fide, sola gratia, sola scriptura.
[5] Zie Die Vorrede zu der Sammlung der Begräbnislieder 1542 (in: Luthers Werke, WA 35, p. 478 ev.).
[6] De melodie en soms de tekst van Mit Fried und Freud ich fahr dahin komt voor in de volgende werken van Bach: BWV 83:5, BWV 95:1, BWV 125:1, 3 en 6, BWV 106:1 en 3, BWV 382, BWV 616.
[7] Het door Abraham Rutgers vertaalde Wie maar de goede God laat zorgen verscheen al in 1806 in een liedbundel. Sytze de Vries maakte voor het het Liedboek uit 2013 een nieuwe vertaling: Wie zich door God alleen laat leiden.
Deel dit artikel via:
Auteur: Lydia Vroegindeweij (1960) is theoloog/musicoloog (PhD) en initiatiefnemer van de projecten Kerkliedwiki en Orgelkids. Zij is tevens voorzitter van de Stichting Kerkmuziek Netwerk.
Dit artikel is een bewerking van haar bijdrage aan een symposium ter gelegenheid van de 75e verjaardag van Sytze de Vries, gehouden op 12 september 2021. De bijdrage is opgenomen in: Taal die zingt 2022, p. 75-82.